Welkom bij Lunteren.nl


Lunteren - Leuk om te lezen

Klederdracht op de Veluwe

Geen opsmuk is kenmerkend voor de Veluwse klederdracht

Wie niet bekend is met de ‘gebruuke en gewoonte’ van ons dorp, kijkt op de laatste zaterdag van augustus zijn ogen uit. Op deze ‘Oud-Lunterse Dag’ kleden de meeste Lunteranen zich zo goed mogelijk op de manier zoals dat 100 jaar geleden gebruikelijk was, overeenkomstig het straatbeeld van toen. De klederdrachtdeskundige zal die zaterdag ongetwijfeld bedenkingen hebben bij de samenstelling van de alsdan gedragen kleding, maar hij respecteert ieders keuze.

Al vele jaren maakt klederdracht deel uit van de streekgebonden folklore (gezamenlijke volksgebruiken). Zo kent iedere provincie of streek zijn eigen dracht en onderscheidt zich daarmee ten opzichte van een andere provincie of streek. Zo ook Gelderland of, meer specifiek, de Veluwe. Helaas is over de Veluwse dracht maar weinig op schrift gesteld en zit de meeste kennis in het geheugen van een enkeling. 

Kenmerkend voor de Veluwse dracht is vooral haar soberheid (geen opsmuk) en de overwegend zwarte kleur (‘de zwarte kous’). Dit laatste heeft ook voordelen: zwarte kleding beschermt (volgens diverse studies) het allerbeste tegen de warmte, en vlekken zijn minder zichtbaar/makkelijk wasbaar. Zwart is daarnaast ook de kleur van rouw. Hiermee toont men respect en medeleven.
Voor de vrouw De dagelijkse dracht van een vrouw bestaat uit een jak gemaakt van wol of van katoen en is aan de voorkant voorzien van kant en plooien. Het jak heeft een ronde hals en wordt met haken en ogen van voren gesloten. Daarbij draagt de vrouw een aantal rokken over elkaar heen (soms wel tot zes rokken), waarbij de laatste rok (de bovenrok) zowel aan de zijkant als aan de achterzijde met veel plooien aan de band wordt gezet. De rok wordt afgezet met bezemband (waarschijnlijk ter bescherming van de zoom). De voorzijde van de rok kent geen plooien; hiervoor draagt met een geplooide schort in een effen kleur dan wel met een streepmotief. Onder de bovenrok draagt de vrouw een losse zak die om de taille wordt geknoopt (de dijzak). Op haar hoofd zien we doordeweeks een plooi- of rotsmuts of een gebreide of gehaakte huismuts. Op zon- en feestdagen wordt een kanten knipmuts (met aan de voorzijde een fijn geplooide kantstrook en aan de achterzijde een lange strook van tule en kant) gedragen. Onder de muts bevindt zich een klein zwart (onder)mutsje. Als ondergoed draagt de vrouw een katoenen (gebreid) lijfje en een klepbroek dan wel een broek met een opening tussen het kruis (ook wel bekend als: het open kruis, de snel zeiker, het open rijtuig, de snel plasser, de onderbroek zonder hemel of zolder, het open klis.)

Voor de man De kleding van de man is in Nederland overwegend aan elkaar gelijk: een driedelig herenkostuum van zwart laken (een wollen stof die eerst wordt geweven en vervolgens vervilt), bestaande uit een jas, een vest en een broek. De broek heeft als gulp een (moderne) knoopsluiting dan wel een (traditionele) klep, de zogenoemde klepbroek - in de volksmond ook bekend als ‘de broek met het presenteerblad’. Onder het vest wordt meestal een gestreept of zwart effen kiel (de boezeroen) gedragen. Naast het zwart laken hoort ook de manchester (klep)broek bij de dagelijkse dracht. Op het hoofd heeft de man een zwarte pet die in principe alleen in bed wordt afgezet. Als onderkleding heeft de man een hemd met lange of korte mouwen aan, en een lange onderbroek.

Volgens de encyclopedie is klederdracht: ‘de traditionele kleding die in gemeenschappen gedragen wordt of werd door een groot deel van de bevolking’. Met het dragen van klederdracht ontstaat een gevoel van samenhorigheid, het gevoel dat je bij elkaar hoort, en gezamenlijke trots. Veel Nederlanders zijn op zoek naar een eigen identiteit en voelen zich meer en meer vervreemd van tradities en cultuur. Klederdracht behoudt en bevordert deze culturele diversiteit. En dat ‘letste zien we greg, went in Lunteren houwe we ’t veural bij ’t ouwe’.


Van eindeloze heidevelden tot voorportaal van de Veluwe

Dit bos is zeer gepland aangelegd  

Voor een inwoner van Lunteren of een toerist is het bos in Lunteren vooral gewoon bos, een bos om in te wandelen of te fietsen of anderszins. Af en toe kom je een bordje tegen met ‘Uilenbos’ erop of ‘opengesteld terrein’ of Luntersch Buurtbosch. Als argeloze bosbezoeker ga je er meestal aan voorbij zonder je af te vragen wat het verhaal achter deze bordjes is. Twee eigenaren van bospercelen ‘met een bordje’ vertellen over hun passie voor het Lunterse bos. <br>
Neem de Platenberg, een weergaloos stukje natuurschoon. In het voorjaar ligt er een roze gloed over dit markante stukje Lunteren. Dankzij de bloeiende krentenbomen. In het najaar kleuren de oude beuken goudgeel. In de verte grazen schapen, witte stippen in het groene landschap. Vanaf het hoogste punt van de Platenberg leiden verschillende paden naar alle windrichtingen. Alle paden zijn vrij toegankelijk, ongeacht van wie de bospercelen zijn. 
Jaap Homan van der Heide, kleinzoon van de Ingenieur Henri Louis Dinger, bracht als kleine jongen veel tijd door op de Dennenhorst, het uit 1907 stammende houten huis van zijn grootouders in Lunteren. Het was zijn overgrootvader Anton Eduard Dinger die het huis had laten bouwen als pied à terre voor wanneer hij op verlof was vanuit Nederlands – Indië waar hij toen werkte. Hij was het ook die omvangrijke stukken grond kocht, ‘woeste’ grond, in de tijd dat het voor boeren mogelijk was hun arme grond te verkopen aan notarissen Van den Ham en zijn collega Notaris Rutger Dinger. De broer van Anton Eduard. Ir Henri L Dinger vestigde zich net voor de Tweede Wereld Oorlog, permanent in Lunteren. Hij had een grote liefde voor bomen. In 1934 richtte hij het pinetum aan de Boslaan in met inmiddels bijna duizend verschillende coniferen, waaronder de Japanse zilverspar en een sequoiadedron. 


Passie
Sinds zijn pensionering enkele jaren geleden wonen Jaap Homan van der Heide en zijn echtgenote permanent in Lunteren en wijdt Jaap zich vol passie aan het onderhoud van het bos, dat in nu in bezit is van diverse familieleden, maar wel gezamenlijk beheerd wordt.
Het Veluwse landschap is veranderend in de loop der tijd, vertelt hij. ‘Ooit bestond de natuurlijke flora uit gemengd woud, met Hollandse eiken, berken en beuken, om maar een aantal bomensoorten te noemen. Door kap en overbegrazing veranderde in de middeleeuwen de begroeiing van de arme zandgrond grond. De bevolking vertrok en zo ontstonden de eindeloze heidegronden en zandverstuivingen. Daar kwam eind 19e eeuw verandering in. Notaris van den Ham en Notaris R. Dinger gingen bomen planten met name grove dennen. Dennenhout leverde namelijk geld op omdat het gebruikt werd om de mijnen te stutten.’ De familie Dinger plantte ook uitheemse bomen zoals de Douglas spar en Amerikaanse eik niet. Bij elkaar werd er een terrein van circa 300 ha herbebost. Homan van der Heiden: ‘Dat geeft wel aan dat wat wij zien als natuur op de Veluwe belangrijke mate door mensenhanden is gevormd.’
Ook andere particuliere eigenaren kregen oog voor de herinrichting van het Veluwse landschap. Notaris van den Ham schonk zijn bospercelen aan de Lunterse burgerij, het gebaar vormt de grondslag voor het huidige Lunterse buurtbos. De bospercelen van de familie Dinger zijn tot op heden deels in private handen.
De meeste eigenaren, zo ook de nazaten van Henri Dinger, stellen het grootste gedeelte van hun terrein open voor het publiek. Die openstelling is een vereiste om in aanmerking te komen voor onderhoudssubsidie van de overheid, maar die subsidie brengt tegelijkertijd ook verplichtingen met zich mee. ‘Je bent bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de boomveiligheid,’ legt Homan van der Heide uit tijdens een rondgang over het terrein. ‘Je moet dus potentieel gevaarlijke, vaak dode takken uit de bomen halen.’

Visie
Hij heeft een duidelijke visie op hoe het bos er uit moet zien. ‘Ik ga primair voor het landschappelijk schoon en de afwisseling van een parkachtig landschap met open heide en stukken dichter bos. Het moet er mooi uitzien, dat vindt iedereen fijn.’ Vandaar ook dat een deel van de dennen vervangen worden door eik en beuk, maar ook door bomen die dan wel niet inheems zijn maar wel mooi. Zoals de parasoldennen en sequoia’s die mijn neef gekweekt heeft met dennenappels die hij meegebracht heeft uit Californië. Het zaad is afkomstig uit verbrande dennenappels. De vruchten springen door de hitte open waarna het zaad vrijkomt .’
Het onderhoud vergt veel tijd en energie, er zijn ‘hulptroepen’ voor nodig om het bos in stand te houden. ‘We hebben dan ook regelmatig familiedagen en hulp van vrijwilligers van het IVN en scouts om bijvoorbeeld de berken- en beukenopslag in de hand te houden.’ Hij heeft er een dagtaak aan, zegt Homan van der Heide. ‘Het is veel werk, maar een voorrecht om dit te doen en we genieten er elke dag van.’

Het Uilenbos
Elders in het bos staan bordjes met ‘Uilenbos’ erop, een verwijzing naar het gelijknamige pannenkoekenrestaurant en speeltuin aan de Engweg. Voor velen een plek met jeugdherinneringen. Generaties kinderen gingen en gaan op schoolreis naar deze unieke plek in het bos. Dat het Uilenbos meer omvat dan de bekende trekpleister wordt duidelijk als je let op de bordjes die je op allerlei plekken in het bos tegenkomt. Bij de mountainbike route bij de Goudsberg bijvoorbeeld. Niels Vermeer, samen met zijn vrouw de exploitant van het Uilenbos, vertelt enthousiast over het terrein dat oorspronkelijk toe behoorde aan de familie Malenstein. ‘We hebben het bos enorm opgeschoond om de inheemse soorten meer ruimte te geven. Ook hebben we uitheemse soorten verwijderd. De Amerikaanse eik bijvoorbeeld. Een ware plaag zijn de Japanse duizendknoop en de vogelkers. Die zijn bijna niet uit te roeien. Eigenlijk moet je dat samen met andere terreineigenaren doen, want planten houden zich niet aan grenzen.’
De bospercelen onder de vlag van het Uilenbos zijn opengesteld voor het publiek, bewust. Niels: ‘We voelen ons verbonden met Lunteren. In overleg met de gemeente Ede proberen we het bos aantrekkelijk te maken voor de bezoekers, bijvoorbeeld door de aanleg van mountainbike trails. Op voorwaarde dat de gebruikers zich dan wel aan de spelregels houden en niet voor overlast zorgen.’
De natuur staat onder druk, erkent Niels. Meer dan ooit zou het bos gebaat zijn bij een gezamenlijke aanpak. ‘Ik zou het fijn vinden als de gemeente Ede het initiatief nam om bijvoorbeeld de ergste woekeraars te verwijderen, in het hele bos. De wolf is ook zo’n punt. Hij is er en we moeten daar met zijn allen een standpunt over in nemen. En dan is er nog de spanning tussen de behoeftes van natuurminaars en toeristen die het hele jaar door activiteiten wensen.’ Als eigenaar van de grond proberen ze weinig mogelijk in te grijpen in de natuur, aldus Vermeer. ‘We dragen Lunteren en het bos een warm hart toe. Dat is onze motivatie om het terrein zo goed mogelijk te onderhouden en zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor mensen met uiteenlopende behoeftes.’

Enthousiast neemt hij het tijdschrift in ontvangst. Zijn gezicht straalt. En terwijl zijn vrouw Marian op een tafeltje koffie met koek klaar zet, roept Pleun Doolaar verheugd: "Kijk, dat is 'm, de Wegwies!" Dat hij een echte fan is, blijkt al snel. Een kladblok met aantekeningen wordt erbij gehaald.

"Als we een paar dagen op vakantie gaan, wil ik me graag voorbereiden", vertelt Pleun. "Voorpret is belangrijk voor ons. Vandaar dat ik in april al enige tijd op zoek was naar jullie tijdschrift. Vorig jaar heb ik het ingekeken toen we met onze camper een paar dagen bij camping De Beukhof verbleven. Met het idee dat een ander er ook plezier aan kon beleven, heb ik het blad daar achtergelaten. Zo'n mooi tijdschrift, dat kom ik in deze omgeving nog wel een keer tegen, dacht ik. Maar nee dus! Ik was in Apeldoorn, Twello, terug naar Eerbeek, Ede - weer mis - en op zondag reden we rond in Otterlo. Zonder tijdschrift weer naar huis.

VVV gebeld, bezoekerscentrum van Museum Lunteren, drukkerij AMV en ten slotte camping De Beukhof. Lastig was dat ik de naam van het blad was vergeten, dus ik moest alles uitleggen. Had ik nou maar een exemplaar meegenomen, bedacht ik me later. Ik ben zo blij dat mijn zoon jullie gemaild heeft."

De herinneringen aan Lunteren zijn fijn. Pleun: "We hebben op de zomermarkt koffie gedronken bij Broodje Biezonder en kibbeling gegeten bij de kraam van De Lunterse Beek. En nog wat gekocht bij ijzerhandel Brouwer. Van de Oud-Lunterse Dag vorig jaar hebben we genoten. Het toneelstuk met die leuke postbode - over de brievenbus die al 40 jaar dicht zat! - en de notaris die een geheime liefde had. Mooi hoe die oude mensen op een kar met een tractor ervoor werden uitgezwaaid. Het was zo leuk; dit jaar ga ik in augustus zeker weer kijken. We genieten van de sfeer, de vriendelijkheid en de openheid van de mensen.

Thuis draag ik ook graag klompen, dus die neem ik voortaan mee.”

Vroeger kende iedereen, volwassenen en kinderen, dít rijtje: maandag wasdag, dinsdag strijkdag, woensdag gehaktdag, donderdag kuisdag, vrijdag visdag, zaterdag klusjesdag, zondag kerkdag.

Onontbeerlijk op de wasdag: een gespannen draad, meestal langs het tuinpad, om wasgoed in de buitenlucht te laten drogen. Aan die lijn hingen vroeger vooral veel witte onderbroeken en hemden, aan wasknijpers en van groot naar klein. Wit heeft overigens in de afgelopen jaren flink terrein moeten prijsgeven. Veelkleurigheid is troef, vandaag de dag. Een bont spektakel, zogezegd, als een ingetogen stilleven of uitbundig wapperend in de wind. Maar: wit of bont, dit stukje van de Veluwe heeft die goeie ouwe waslijn niet zonder slag of stoot aan de kant geschoven.

Op een kleine nostalgische tocht door Lunteren en het buitengebied is onze fotograaf nogal wat waslijnen tegengekomen. Geniet er maar van, want nog even en we zijn ze misschien voor altijd kwijt.

xxxxxxx